May 16

Vandaag is het nieuwe jaarbericht 2012 van Rijkswaterstaat gepresenteerd. Naast de standaard digitale pdf-versie, is er voor internet een speciale versie van het jaarbericht ontwikkeld. Geen grote lappen tekst meer, maar 7 korte video’s met mooie verhalen. In de films laat Rijkswaterstaat zien hoe zij, samen met andere betrokkenen, werkt aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van Nederland.

Schermprint Online Jaarbericht 2012 Rijkswaterstaat

Het jaarbericht is één van de concrete uitvloeisels van de nieuwe ‘Uitgangspunten Corporate Communicatie’ van Rijkswaterstaat. Hiermee wil de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu niet alleen maar laten zien wát ze allemaal doet (de projecten), maar ook waaróm ze dat doet (‘Werken aan een bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland). En dan het liefst door middel van mooie verhalen.

En wie kunnen die mooie verhalen nou beter vertellen dan de mensen die zelf direct betrokken waren bij enkele van die projecten van Rijkswaterstaat? Zoals de projectleider van Rijkswaterstaat, de aannemer van het bouwbedrijf of één van de omwonenden waar het project in de achtertuin plaatsvond. Iedereen vanuit zijn/haar eigen perspectief. Op die manier wordt er beter aangesloten op de belevingswereld van mensen.

Met de video’s speelt Rijkswaterstaat tevens in op de wijze hoe mensen tegenwoordig het liefst informatie tot zich nemen; visuele communicatiemiddelen waarin kort en bondig (overheids)informatie wordt aangeboden. De films zijn uiteraard toegankelijk voor iedereen; alle films voldoen aan de webrichtlijnen. Uiteraard kan men via de site tevens de (meer uitgebreide) digitale pdf-versie downloaden.

Benieuwd? Bekijk hier het online jaarbericht 2012 van Rijkswaterstaat.

Oct 05

Donderdag 29 september was ik in Seats2Meet Utrecht te gast bij de Landelijke Strategiedag Verkeersveiligheid. In ‘t kort was het doel van deze dag was om samen met alle verschillende verkeersveiligheidspartners te bekijken hoe het aantal verkeersdoden- en gewonden de komende jaren verder kan worden teruggedrongen.

Society 3.0
Het was een mooi programma met dito sprekers en workshopleiders. Eén van de workshopleiders was Ronald van den Hoff, auteur van het boek Society 3.0. In een kort, boeiend verhaal, vertelde hij dat we in een nieuw tijdsgewricht leven en dringend behoefte hebben aan een nieuwe aanpak, een nieuw systeem waarin iedere organisatie en ieder individu waarde toevoegt. Internet speelt daarbij volgens hem een centrale rol en leidt meer en meer tot sociale verbindingen tussen mensen (door virtuele en sociale netwerken), tot nieuwe vormen van waardecreatie en nieuwe samenwerkingsvormen.

Er is dus een compleet nieuwe wereld ontstaan, terwijl de meeste grote organisaties nog steeds werken volgens het oude ‘industriële systeem’. Een systeem waarbij regie, sturing en macht belangrijke pijlers zijn. Met name grote organisaties hebben zichzelf, door zich vast te houden aan dit eeuwenoude systeem, helemaal vastgezet. Ze zullen, als ze niet tijdig veranderen en inspelen op de veranderingen, geen toegevoegde waarde meer hebben, overbodig worden en daardoor de boot missen.

Nieuw tijdperk, nieuwe kansen
Er zit voor die grote organisaties maar één ding op; jezelf opnieuw heruitvinden. Veel grote organisaties denken door de vele bezuinigingen en taakstellingen vooral vanuit schaarste. Die zeggen vooral wat ze door al deze factoren niet meer kunnen doen. Ook de overheid doet dat. Maar organisaties moeten inzien dat deze nieuwe periode juist heel veel nieuwe kansen biedt. Kansen in overvloed. Er ontstaat de komende tijd “een compleet nieuwe economische waardecreatie als een logisch gevolg van het beschikbaar zijn van een steeds grotere hoeveelheid informatie en kennis, tussen een steeds groter wordende verbondenheid tussen groepen van mensen, door de toenemende technologische ontwikkelingen rondom het internet” (Benkler, 2006 – artikel 134 in Society 3.0).
Dat de overheid door financiële en personele taakstellingen een hele boel dingen niet meer kan doen, is logisch. Maar bepaalde dingen zou je ook niet meer moeten willen doen, omdat anderen dat tegenwoordig beter kunnen. Zo kunnen bijv. appbouwers van door de overheid beschikbaar gestelde data (Open Data) waardevolle informatie creëren. Denk o.a. aan apps op het gebied van reizen in het OV, fileinformatie en wegwerkzaamheden. De mashup Buienradar is zo’n mooi voorbeeld.

En van bepaalde zaken zou je de verantwoordelijkheid juist meer bij de mensen moeten leggen. Mensen kunnen zelf hun buurt veiliger maken en veiliger houden. Denk bijv. aan een initiatief als www.verbeterdebuurt.nl. En dankzij Twitter vinden mensen op dezelfde dag nog hun gestolen auto terug, dankzij de sociale controle van hun volgers en hun achterban. Op deze manier heeft het voor dieven helemaal geen zin meer om een auto te stelen. Iedereen let op elkaar. Of een app die medici signaleert, waarschuwt en dirigeert als ze vlakbij een zojuist bij de meldkamer gemeld ongeval zijn. Door de app kunnen zij in heel korte tijd ergens medische hulp bieden waar dat nodig is. En juist in dit soort gevallen van leven en dood gaat het om seconden. Of een combinatie van Google Maps en data van ongevallenlocaties kan heel simpel gevaarlijke verkeerslocaties inzichtelijk maken. Die kun je vervolgens ontwijken, maar natuurlijk ook gewoon bij de gemeente op de agenda zetten.

LEGO heeft zichzelf van de ondergang gered door op tijd hun eigen klanten te betrekken door middel van crowdsourcing. De crowd (klanten, consumenten of leveranciers) kunnen online zelf hun nieuwe Lego ontwerpen en daarna bestellen. Maar ook andere klanten het kunnen bestellen, waarna de bedenker een klein deel van de omzet krijgt. Lego bespaart hierdoor bijv. op ontwikkelingskosten, personeelskosten en marketingkosten. Ze hoeven het namelijk niet zelf proberen te verkopen, want de mensen kopen hun eigen producten. Het is een groot succes; twee artikelen in de top 5 van Legospeelgoed is door 9-jarige kinderen bedacht.

Dit voorbeeld maakt duidelijk wat de voordelen van crowdsourcing zijn; kennis en ideeën opdoen, door een groot aantal vrijwillige handen sneller activiteiten laten uitvoeren en kostenbesparing. LEGO heeft zichzelf opnieuw uitgevonden. En de grote waarde van crowdsourcing zit ‘m niet eens altijd in de kosten. Door hun klanten te betrekken, zijn grote, nieuwe en waardevolle bronnen van creativiteit aangeboord. IJsland mag zich sinds dit jaar het eerste land noemen dat een grondwet via crowdsourcing heeft samengesteld.

Dit nieuwe tijdperk biedt dus genoeg nieuwe mogelijkheden en kansen. Maar die moet je dan wel zien en vervolgens ontdekken. En dat betekent vaak ook loslaten en toelaten. Opnieuw bekijken hoe je als overheid met andere partijen waarde kunt toevoegen als onderdeel van een groot waardenetwerk met een enorm potentieel. En dan structuren aanbieden waarin die waardecreatie kan plaatsvinden.

Maar om te beginnen moet de overheid gaan denken in overvloed, in plaats van denken in schaarste. Dat zou al een mooi begin zijn.

Check hier de presentatie van Ronald.

Dec 29

Naar aanleiding van de schorsing van districtschef Gerda Dijksman van de politie in Zuidwest-Drenthe kopt de Telegraaf op 29 december 2010 ineens ‘Loslippige twitteraars aan banden‘. ‘Huh? Wat is er nu weer aan de hand?’ was mijn eerste gedachte.

De Telegraaf legt verder uit: ‘Om twitter-ellende te voorkomen is de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren (NCD) – met drieduizend leden uit de top van het bedrijfsleven en overheid – ogenblikkelijk begonnen met het opstellen van een twitterbeleid. De richtlijnen voor het gebruik van sociale media als Twitter, Hyves en Facebook moeten voorkomen dat werknemers het bedrijf in problemen brengen doordat zij vrijelijk hun mening of vertrouwelijke informatie spuien.’

Moest mezelf even in mijn wang knijpen. Wat heb ik nou weer gemist? Wat/wie is de NCD, die zo vlak voor het nieuwe jaar 2011 naar buiten brengt dat er ook voor de overheid (weer?) een social media beleid moet komen? Een check op hun website geeft het volgende antwoord: ‘De NCD – de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren – is het meest exclusieve leidersnetwerk van Nederland. De leden van de NCD vormen de top van de BV Nederland. Het is het enige netwerk dat zich exclusief inzet voor het optimaal persoonlijk functioneren van leiders – directeuren, commissarissen en DGA-ondernemers. Dat doen wij door een digitaal en persoonlijk platform te faciliteren voor het delen van ervaringen, het uitwisselen van expertise, educatie op het gebied van leiderschap, de individuele ondersteuning van leiders en belangenbehartiging. Met als doel: gezamenlijk op weg naar nieuw leiderschap om de uitdagingen van de 21ste eeuw het hoofd te bieden.’

De kansen van de nieuwe media zijn enorm, evenals de gevaren. Door regels op te stellen voor het gebruik en een bewustwording te creëren moeten we de grenzen vaststellen“, zegt NCD-woordvoerster Iris van Rijswijck ook nog in het artikel in de Telegraaf.

Wel opmerkelijk allemaal. Ten eerste omdat het lijkt alsof er ‘eventjes’ afgelopen week een nieuw probleem is geboren; gebruik van social media door medewerkers. Dacht dat we dat stadium allang achter de rug hadden, het onderwerp bij de meeste organisaties wel op de agenda staat en er intussen bottum-up al een hoop gebeurd vanaf de werkvloer. Daarnaast zijn afgelopen jaar ook nog eens de Uitgangspunten Online Communicatie voor rijksambtenaren van de RVD vastgesteld en verspreid. Hoe verhouden die zich tot deze eventuele nieuwe richtlijnen die eraan staan te komen?

En dan de zin ‘Het is het enige netwerk dat zich exclusief inzet voor het optimaal persoonlijk functioneren van leiders – directeuren, commissarissen en DGA-ondernemers.’ Zoals het bericht nu door de Telegraaf de wereld in wordt geslingerd, lijkt het alsof de nieuwe richtlijnen zich vooral richten op de medewerkers van de organisaties op de werkvloer. Richtlijnen dus, om virtuele uitglijders van medewerkers te voorkomen.

Maar als ik kijk naar de doelstellingen van de NCD, een club die zich vooral richt op het functioneren van de leiders, zou het dan niet logischer zijn dat zij voor deze ‘top van de BV Nederland’ komen met nieuw document genaamd ‘Optimaal gebruik maken van social media voor de toekomstige leider 2.0’?. Een document, dat hen inspireert, faciliteert en instrueert hoe ook zij als leiders de komende jaren social media kunnen inzetten? Hoe ze met social media zowel de interne- als externe communicatie van zichzelf en de organisatie kunnen verbeteren en versterken, hun leiderschap een impuls kunnen geven en hoe ze de uitdagingen van de 21ste eeuw het hoofd kunnen bieden? Daar zou je ze toch veel meer mee helpen?

Nov 25

Recent heb ik ten behoeve van mijn studie NextCommunication een aantal interessante rapporten gevonden en doorgeworsteld. Ieder onderzoek had wel een aantal belangrijke conclusies die van toepassing zijn op de overheid en ook nog relevant zijn in de tijd. Zo heb ik al geblogd over de masterthesis De overheid en e-participatie van Janine Bake over e-participatie en het rapport ‘In dienst van de democratie’ van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie en de belangrijkste conclusies op een rijtje gezet en met jullie gedeeld.

Het volgende onderzoeksrapport is ‘Cocreatie in de publieke sector’ (Scribd) van Victor Bekkers en Albert Meijers uit 2010. Het heeft als subtitel ‘Een verkennend onderzoek naar nieuwe digitale verbindingen tussen overheid en burger’. Uiteraard kun je het zelf helemaal doorlezen, maar hier alvast een aantal belangrijke conclusies.

Belangrijke conclusies:

  • Betrek burgers niet alleen bij de besluitvorming, maar juist ook bij de andere fasen van de beleidscyclus. Burgers betrekken in de andere (eerdere) fasen van beleid leidt zelfs tot een hogere betrokkenheid van de burgers. Hier werd meer ‘energie’ gevonden dan in de besluitvormingsfase;
  • Gebruik niet alleen de allernieuwste technologiën, maar blijf ook gewoon ‘proven technologies’ gebruiken. Mobiele telefonie of standaard forums zijn nog steeds zeer geschikt om nieuwe(re) technologiën te ondersteunen.
  • Cocreatie vraagt om een moderator, een ‘procesmanager’ die het proces van cocreatie in goede banen moet leiden. Hij moet erop letten dat partijen worden betrokken bij het proces (dus actief leden werven), de inhoud van het proces bewaken, regels bewaken en zorgen dat er resultaten worden geboekt. Adequaat procesmanagement vraagt een inspanning en aandacht van de organisatie.
  • Een moderator kan alleen functioneren, wanneer cocreatie een heldere plaats heeft in overheidsland. In het onderzoek is geconcludeerd dat nieuwe initiatieven niet eenvoudig door de hele organisatie worden geaccepteerd. Er is een nieuw ethos nodig is voor de publieke dienstverlening, waarin de rol van professionals is om coproductie aan te moedigen en te ondersteunen. Cocreatie moet dus worden gezien als een ‘proces van institutionele innovatie’, waarbij bestaande zekerheden (zoals bij overheden vaak het geval is) ter discussie worden gesteld.
  • Vanwege het ingrijpende karakter van deze veranderingen is weerstand begrijpelijk. Een adequate omgang met deze weerstand is noodzakelijk. De technieken die bekend zijn uit het managen van organisatie- en bestuursverandering, moeten worden toegepast: creëer heldere overlegstructuren, geef ruimte voor weerstand, maak duidelijk wat de te verwachten winst is, communiceer over de vooruitgang, koppel de verandering aan het personeelsbeleid, en geef symbolisch vorm aan de overgang.
  • Overheden zijn gebonden aan regels en routines en deze geven eerder stabiliteit dan flexibiliteit aan overheden. Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat er toch vrij breed wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van cocreatie. Binnen de stabiele overheidscontext lukt het individuen tóch om ruimte te creëren voor experimenten. Ze hangen in hoge mate af van de inzet van individuen en bevinden zich aan de randen van de organisatie. Weerstand, institutionele beperkingen en moeilijkheden in de samenwerking belemmeren het verder doorzetten van deze experimenten. Opschaling van experimenten van cocreatie is wellicht nog een grotere uitdaging dan het starten ervan.

Nov 20

Online communicatie wordt voor mensen steeds belangrijker: het medialandschap verandert snel. Miljoenen Nederlanders zijn inmiddels online en 75% daarvan zit op online sociale netwerken. Het communiceren via deze netwerken is één van de meest populaire bezigheden online, inmiddels zelfs populairder dan e-mailen. Deze online platformen geven mensen niet alleen een stem, maar in potentie ook een enorm publiek. En daarmee ook een steeds grotere invloed op de politieke en maatschappelijke agenda, net als traditionele media zoals tv en radio. Een nieuwe speler om rekening mee te houden, dus.

Over veel dossiers van de overheid wordt online gesproken. Zowel positief als negatief. Het wordt dus steeds belangrijker om goed te luisteren naar die online stem, te laten zien dat je luistert, lering te trekken uit wat je hoort en, waar nodig, de dialoog aan te gaan. Sterker nog: tegenwoordig  verwáchten mensen zelfs dat organisaties online aanwezig zijn. Volgens onderzoek van Cone vindt 93% van de Amerikaanse social media-gebruikers dat bedrijven aanwezig moeten zijn op social media. 85% verwacht ook nog eens interactie.

Verken de mogelijkheden
Daarom moeten iedere ambtenaar de mogelijkheden van het internet verkennen. Met name sociale media en online sociale netwerken zijn kansrijk; het gebruik ervan kan bijdragen aan een meer open en transparante overheid. En aan beter (draagvlak voor) beleid, omdat het is afgestemd op en voldoet aan de behoeften van de klant: de burger. Mede dankzij de ongekende mogelijkheden van het internet kunnen ambtenaren nóg beter zichtbaar maken wat zij doen, inspelen op de actualiteit, mensen voorzien van juiste informatie of, als dat nodig is, verkeerde informatie corrigeren. Waarbij uiteraard niet moet worden vergeten dat zij onderdeel zijn van de overheid en dat ze opereren in een mondige en kritische maatschappij. De informatie is te allen tijde feitelijk juist en objectief.

Ambtenaar 2.0
De nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen vragen om een nieuwe ambtenaar. Deze ‘Ambtenaar 2.0’ is een online verbonden professional, die de spelregels van online sociale netwerken kent en weet hoe hij er optimaal gebruik van kan maken. Daardoor kan hij effectiever en efficiënter werken, met minder middelen en budget en daarmee bijdragen aan de organisatiedoelstellingen. Elke ambtenaar, of’ie nou persvoorlichter is, communicatieadviseur of beleidsmedewerker, moet worden aangemoedigd om –binnen de gestelde organisatiekaders− per direct de mogelijkheden van het internet te verkennen. Na deze verkenning moet hij bepalen welke mogelijkheden relevant zijn, toegevoegde waarde bieden én hoe deze kunnen worden ingepast in de dagelijkse werkzaamheden. Vervolgens moeten de mogelijkheden worden omgezet in acties. Handjes uit de mouwen, dus.

Wie-o-wie?
Nu komt de prangende vraag: ‘Wie is er binnen de organisatie verantwoordelijk voor, om de organisatie in gang te zetten richting een 2.0 organisatie?’ Dat zou bijv. een communicatieafdeling of -directie kunnen zijn. Zij zijn immers centrale spreekbuis van de organisatie en verantwoordelijk voor de in- en externe communicatie van de organisatie. Daarbij hoort ook het communicatief vaardig maken van de organisatie. De tijd dat rechtstreekse contacten met externe stakeholders enkel en alleen zijn voorbehouden aan pers- en publieksvoorlichters, is echter voorbij. Ook andere ambtenaren begeven zich steeds meer online, zowel privé als zakelijk. Dat moet zeker niet worden ontmoedigd, maar het betekent wel dat er duidelijke, liefst zo simpel mogelijke, kaders moeten worden ontwikkeld als men online communiceert namens de organisatie. Maar het betekent ook dat medewerkers moeten worden geholpen en gefaciliteerd. Online communicatie heeft een andere dynamiek en vraag om een andere manier van werken en communiceren. Dit vraagt om andere competenties die niet elke ambtenaar heeft (ontwikkeld).

Intensief verandertraject
Een nieuwe manier van werken vraagt om een intensief verandertraject. Maar hoe krijg je mensen zo ver? Een 2.0 aanpak kan daarbij helpen en zorgen voor draagvlak, begrip en uiteindelijk misschien zelfs enthousiasme. Te denken valt aan het installeren van een interdisciplinair projectteam, bijv. onder regie van Communicatie, met daarin vertegenwoordigers (online experts en voorlopers/early adapters) van alle andere relevante onderdelen binnen de organisatie. Dit team moet –samen met de top van de organisatie– de visie bepalen (Hoe ziet de organisatie 2.0 er over bijv. 5 jaar uit?) en de benodigde (inhoudelijke) voorbereidingen treffen die nodig zijn voor een interne campagne. Denk daarbij o.a. aan een benchmark (Hoe doen anderen het en wat kan van toepassing zijn voor de eigen organisatie?), organisatiespecifieke uitgangspunten voor online communicatie (op basis van uitgangspunten RVD), inventarisatie van voorlopers die als ambassadeur kunnen worden ingezet en een pakkend campagneconcept waaronder  alles kan worden gehangen.

Belang ambassadeurs
Laat in de interne campagne alle ambassadeurs zelf een centrale rol spelen. Want zíj zijn het, die met hun collega’s het gesprek aangaan over de nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en de invloed die deze hebben op de huidige manier van werken binnen de eigen organisatie en afdeling. Deze ambassadeurs moeten uiteindelijk hun collega’s inspireren, motiveren en faciliteren tot het optimaal gebruiken van de mogelijkheden van online communicatie in de eigen dagelijkse werkzaamheden. Dáár ligt uiteindelijk de kracht van een 2.0 aanpak. Een top-down benadering zal dit grote schip met passagiers niet snel in beweging brengen.

Het uiteindelijke plan van aanpak dat het projectteam oplevert, moet de huidige manier van werken en de risicomijdende en gesloten cultuur, gefaseerd ombuigen naar een transparante en open cultuur en mentaliteit, die zijn gericht op samenwerking binnen én buiten de organisatie.

Dus: Wat we extern willen bereiken, moeten we intern eerst mee beginnen…

Ben benieuwd hoe jullie dit zien!

Oct 01

Social Networking is geen traditionele communicatie/marketing. Het gaat om het opbouwen van langdurige relaties en communities. Veel communicado’s moeten dus afleren wat ze hebben aangeleerd door de jaren heen: het eenzijdig zenden van een boodschap die de organisatie graag kwijt wil. Loïc Le Meur vertelt.

Sep 20

Afgelopen week trof ik op de site van TNT hun nieuwe social media guidelines aan. En ik was meteen onder de indruk. In het handzame, mooi vormgegeven documentje van 4 pagina’s (exclusief het kaftje) staat volgens mij alles wat een dergelijk document nodig heeft:

Lees verder »

Aug 29

Volgens de masterthesis van Janine Bake (Universtiteit van Utrecht, mei 2009) moet de overheid meer gebruik maken van electronische participatie (e-participatie).

Lees verder »

Jun 04

Na 250 jaar te hebben geleefd in het industriële tijdperk, zijn we als consumenten gewend dat bedrijven en organisaties in de lead zijn. Zij bepalen wat er op de markt komt en proberen vervolgens met slimme marketing de consument te verleiden dit product vooral te kopen. Maar de tijden zijn veranderd. Menno Lanting beschrijft in zijn boek “Connect!” de impact van sociale netwerken op organisaties en het leiderschap daarvan. Hoe zou een connected! overheid er uitzien?

Lees verder »

Apr 25

Het blijft een hot item: online participatie van ambtenaren. Terwijl de samenleving steeds meer schreeuwt om een transparante overheid die online meepraat, is binnen de overheid de discussie volop losgebarsten hoe nu precies om te gaan met dit nieuwe fenomeen. Wat mag er dan wel, wat mag niet, wie mag er participeren en wat zijn precies de spelregels? Doe je dit als privépersoon of spreek je als organisatie? Wanneer participeer je als (beleids)ambtenaar zelf en wanneer is het beter om het via de Directie Communicatie te laten lopen?

Lees verder »

preload preload preload