May 04

De bekende zin zwerft nog steeds door vele bedrijfspanden: “We moeten wat met social media.” Als je dan doorvraagt waaróm, lijkt het antwoord bijna altijd te zijn: “Omdat iedereen dat roept!”. Maar hoe leg je nou heel kort aan die argwanende collega’s uit dat het nu ook echt tijd is om ermee aan de slag te gaan? Ok, toch een kleine poging dan.

Delen, een basisbehoefte
Met de opkomst van social media is de maatschappij aan het veranderen. Al sinds mensenheugenis zoeken mensen elkaar op en delen ze informatie met elkaar. Dat is nou eenmaal een basisbehoefte van sociale wezens. Waar deze interpersoonlijke offline communicatie zich destijds beperkte tot de eigen familie, de bekenden op de hoek van de straat, de buren bij de balie van de plaatselijke bakker of de collega’s bij het koffieapparaat op het werk, zoeken mensen elkaar tegenwoordig ook op het internet op. Dat kunnen bekenden zijn in sociale netwerken als Hyves en Facebook, maar ook totaal onbekenden. Zo kun je op Twitter mensen vinden en volgen die dezelfde interesses hebben als jij. Het zijn tegenwoordig dus niet alleen jouw familieleden of vrienden die jou kunnen adviseren (of afraden) om een bepaald product te kopen, maar ook onbekende ervaringsdeskundigen die de moeite nemen om een statusupdate te plaatsen met een ervaring en/of mening of een reactie of een aanbeveling (‘review’) op een relevante website te plaatsen. En uit onderzoek blijkt dat deze ‘word-of-mouth’ (mond-op-mond reclame) zelfs de meest betrouwbare vorm van reclame is.

Youp en Zoover
T-Mobile kan er inmiddels over meepraten en heeft ervaren wat het betekent als een bekende Nederlander als Youp van het Hek een negatieve reactie over T-Mobile plaatst op Twitter. T-Mobile negeerde zijn tweets, zijn volgers gingen er vervolgens mee aan de haal en verspreidden de tweets massaal en deze werden vervolgens weer opgepikt door traditionele media. Het resulteerde uiteindelijk in heel veel (negatieve) media-aandacht en een behoorlijke imagoschade. [Meer]

Een ander mooi voorbeeld is de website www.zoover.nl, waar mensen hun positieve en negatieve ervaringen met hun vakantiebestemmingen met elkaar delen. Voordat ik een bepaalde camping boek, check ik daar altijd de reviews en laat ik mijn keuze hier mede van afhangen. Check de aanbevelingen van dit voorbeeld (gemiddelde waardering 9,2 en 183 reviews) en je bent om, mocht je nog twijfelen over deze vakantiebestemming. Inmiddels schieten de vergelijkingssites uit de grond en kun je voor alle denkbare producten meningen van ervaringsdeskundigen lezen.

Door sociale media hebben alle conversaties en meningen van mensen over merken, organisaties en producten niet enkel meer het lokale podium van het verjaardagsfeestje. Ze hebben in potentie het bereik gekregen van traditionele massamedia. Want er vindt steeds meer kruisbestuiving tussen media plaats; wat offline gebeurt, wordt online gedeeld en kan weer worden opgepikt in de traditionele media. Alhoewel volgens Ruigrok Netpanel de explosieve stijging van het gebruik eruit is, kunnen we tegenwoordig niet meer om social media heen. They are here to stay.

Communicatievak op z’n kop
Omdat social media invloed hebben op de manier hoe mensen met elkaar communiceren, hebben ze ook invloed op de manier hoe organisaties (moeten gaan) communiceren met mensen. Organisaties hebben niet meer het alleenrecht om eenzijdig hun boodschappen te zenden via traditionele massamedia, mensen hebben nu ook hun ‘eigen podium': social media. En mensen willen niet alleen maar zenden, ze willen communiceren, interacteren en betrokken worden. Net als vroeger eigenlijk. Dit alles heeft het communicatievak op z’n kop gezet.

Eigenlijk zijn we weer terug bij het begin, de tijd waarin intermenselijke communicatie gewoon normaal was. Een tijd waarin mensen dus niet alleen maar eenzijdige boodschappen door de strot geduwd willen krijgen, maar willen praten met elkaar, maar ook met organisaties. Zowel offline (daarin is dus nog steeds niets veranderd), maar nu ook online. Echter, het grote verschil tussen de offline- en online conversaties, is dat het bereik van de online conversaties vele malen groter is en zelfs kan overwaaien naar de traditionele media. En alle online conversaties zijn in principe voor eeuwig vastgelegd. Als organisatie heb je dus niet meer de regie over de communicatie over jouw organisatie. Hoe ga je daar nou als organisatie en communicatieafdeling mee om als je dat niet gewend bent?

Begin!
Het is nu aan de (communicatie)professionals op de werkvloer om hun collega’s en bazen meenemen in deze (voor hen nieuwe) wereld. Want dergelijke innovaties beginnen niet bij draagvlak bij de top, die beginnen op de werkvloer. Blijf als professional daarom aangehaakt op de laatste ontwikkelingen; lees de relevante blogs, volg relevante cursussen, ga naar congressen waar succesvolle pioniers hun ervaringen delen. Praat met collega’s en directe leidinggevenden waar de kansen zouden kunnen liggen. Wat je ermee zou willen bereiken. Wat de eerste quick wins zouden kunnen zijn. En ga dan met elkaar aan de slag. Met kleine experimenten die kunnen werken voor jouw organisatie. En kijk daarbij niet alleen naar wat anderen doen met social media, dat kan namelijk niet worden gestandaardiseerd. Kijk vooral wat je er zelf mee kunt (Nils Andres, zie vorige blog). Begin eerst met luisteren, weet hoe men over je praat. En ga pas de interactie aan als je daar als organisatie aan toe bent. En deel dan die succesvolle experimenten met de rest en laat al die argwanende collega’s en bazen de toegevoegde waarde voor de organisatie zien.

Deze kleine stapjes zullen uiteindelijk het begin zijn van een groot (veranderings)proces. De rest komt als het goed is dan vanzelf. Want vergeet niet: sociaal zijn is altijd nog wat anders dan sociaal doen.

Dec 03

Het rapport “Worsteling tussen lust en last” (mei, 2010) van Ebbelaar, Van Deventer, Terpstra en Zalm, heeft de subtitel “Over de benutting van social media door de rijksoverheid” en is uitgevoerd op verzoek van het SGO (Secretarissen-Generaal Overleg). Kernvraag die het rapport moest beantwoorden was: ‘Wat is in essentie de betekenis van social media voor de Rijksoverheid en hoe zou de Rijksoverheid daarmee kunnen omgaan?’.

Social media zijn volgens het rapport van invloed op de maatschappelijke verhoudingen en de verhouding tussen overheid en burger. En social media zijn onbeheersbaar. De overheid moet daarom niet proberen in control te willen zijn over het fenomeen. Wel pleit het rapport voor een beheerste benutting. Daarbij is het gezegde ‘Bezint eer gij begint’ belangrijk. De rijksoverheid dient mee te bewegen, maar moet zich hoeden meegesleurd te worden in de snelheid en de verleiding van het web.

De eerste stappen zijn inmiddels gezet, maar de daadwerkelijke implicaties zullen de komende jaren zichtbaar worden. Niet alleen op het praktische niveau van de ambtenaren, maar ook op het niveau van de organisatie en zelfs tot op het niveau van de basiswaarden van de rijksoverheid zullen social media impact hebben. Het rapport moet het bewustzijn hierover agenderen.

Enkele conclusies en aanbevelingen van het rapport:

  • De Rijksoverheid dient vanuit zijn voorbeeldfunctie op een correcte wijze om te gaan met social media. Dit betekent dat bij de inzet van social media in de beleidscyclus er voor gewaakt moet worden dat er geen conflict ontstaat met rechtsstatelijke waarden;
  • De Rijksoverheid dient ruimte te laten aan initiatieven per departement, maar dient wel een rijksbrede strategie te hanteren om optimaal van elkaar te leren. Wellicht kunnen daarvoor social media worden gebruikt. Initiatieven van andere organisaties die betrekking hebben op overheidsbeleid, dienen te worden gestimuleerd. Ook hier geldt dat het verstandig is om de vraag te stellen of de overheid het zelf moet doen;
  • De Rijksoverheid kan wel degelijk sturen met behulp van social media, zowel intern (onderling tussen departementen ter vergroting van doelmatigheid) als extern (voor een betere ‘klantrelatie’ met de burger);
  • Beperk het gebruik van social media niet tot de Directie Communicatie. Social media gaan tegelijkertijd over communicatie en kennis. Daarmee zijn ze prima toepasbaar in het beleidswerk;
  • Laat bureaucratische grondbeginselen niet beperkend zijn voor optimalisatie van het gebruik van social media;
  • Schaf de Oekaze-Kok af (een zeer beperkt directe contact tussen ambtenaren en Kamerleden en burgers);
  • Handreikingen voor online communicatie door ambtenaren dienen te zijn gebaseerd op vertrouwen in de rijksambtenaar. Dit betekent dat randvoorwaarden moeten worden gecreëerd waarin de ambtenaar ook vanuit vertrouwen kan handelen. Denk aan expertmatige ondersteuning en kennisuitwisseling. Een goede basis hiervoor ligt in de huidige initiatieven onder de Vernieuwing Rijksdienst;
  • Webmonitoring en webcare dienen te worden benut omdat zij ten behoeve van beleidsagendering en beleidsevaluatie zeer waardevolle bronnen zijn voor de maatschappelijke issues. Ze horen een standaard onderdeel te zijn bij elk beleidsdepartement. De maatschappij helpt zo mee via social media;
  • Wees als overheid actief door te monitoren. Faciliteer als daar behoefte aan is. Reageer als daar de mogelijkheid voor is. Voorkom dat er energie, tijd en geld wordt gestopt in zaken die maatschappelijk niet leven;
  • De volgende vragen zijn richtinggevend in het gebruik van social media in de beleidscyclus door de overheid:
    • Wat wil de overheid bereiken?
    • Leent het soort beleidsprobleem en de fase in de beleidscyclus zich voor een beheerste benutting? Voorkom het risico dat je kennis zoekt maar heftige discussies vindt.

Natuurlijk, wederom een hoop open deuren. Desondanks zijn de conclusies en aanbevelingen nog steeds relevant. Het rapport is in ieder geval weer een bevestiging dat de Rijksoverheid de kansen die social media bieden, (op een beheerste manier) kan benutten. Nu nog bij iedereen tussen de oren krijgen…

Nov 03

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de interesse groeit bij mensen om meer te worden betrokken bij de vorming van beleid. De behoefte om (mee) te praten en (mee) te beslissen over politieke en maatschappelijke kwesties neemt bij de mensen dus steeds meer toe. Er komen nu vanuit de overheid steeds meer initiatieven om burgers te laten participeren.

Op http://www.eparticipatiedashboard.burgerlink.nl/ staat mooi overzicht van lopende burger- en overheidsinitiatieven.

Overheid als initiator en facilitator
Als het om nieuw beleid van de overheid gaat, is het logisch dat de overheid deze participatie initieert en faciliteert. De bal ligt dan bij de overheid. Natuurlijk is het daarbij van belang, dat er alles aan gedaan wordt om het participatieproces optimaal voor te bereiden, in te richten en te volbrengen. Dat begint bijvoorbeeld al bij de selectie van het onderwerp en het scheppen van duidelijkheid over het doel van de participatie en de te nemen stappen traject. Gaat het bijvoorbeeld om meedenken, of gaat het ook om meebeslissen? Daarnaast is het ook van belang om ervoor te zorgen dat de relevante doelgroepen worden geïnformeerd over het participatietraject. Weten de mensen niet dat er een traject loopt, zullen ze ook niet meedoen.

Burgerrecht of burgerplicht?
Maar wat nou, als straks blijkt dat die wil om te participeren best meevalt? Of eigenlijk tegenvalt? Is het dan nog steeds een recht van de burger om te participeren, of kun je het ook omdraaien: het wordt straks de plicht van de burger om te participeren? Dus participatie als burgerplicht? Heeft de burger immers ook niet een verantwoordelijkheid ten aanzien van het oplossen van maatschappelijke issues, samen met de overheid? En, wat kun je als overheid dan doen als het straks de burger is die z’n verantwoordelijkheid niet neemt? Moet de overheid daar ook alvast over gaan nadenken? Wat vinden jullie?

preload preload preload