Aug 29

Social media heeft de wereld waarin wij werken, socializen en regeren, veranderd. Van overheden wordt verwacht dat ze participeren, transparant werken en verantwoording afleggen. Ondertussen worden deze overheden geconfronteerd met de grootste bezuinigingen sinds tijden en wordt hen gevraagd om méér te doen met minder, terwijl de eisen van de inwoners alleen maar blijven stijgen. Hogere verwachtingen in combinatie met drastisch minder middelen, vragen om innovatie; een nieuwe set tools is nodig om deze uitdaging aan te gaan.

In het document ‘Local by social: How local authorities can use social media to achieve more for less‘ wordt beschreven hoe lokale overheden sociale media kunnen gebruiken om meer te bereiken met minder. Daarnaast benadrukt het document de risico’s voor overheden als zij niet tijdig aanhaken op de huidige technologische vooruitgang van de sociale media en de mensen die er gebruik van maken.

Auteur van dit document is Andy Gibson, in opdracht van The Improvement and Development Agency (IDeA) en NESTA.

Download ‘Local by Social’ (pdf, 48 pagina’s, 367 Kb)

Bron: http://www.idea.gov.uk

 

May 13

De VGN, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, heeft een nieuwe modelrichtlijn social media opgesteld. De richtlijn springt in op de kansen die het gebruik van sociale netwerken als Hyves, Facebook en Twitter door organisaties biedt, maar heeft ook als doel de risico’s voor de instelling van dit gebruik te beperken.

Ze hebben zich daarbij stevig laten inspireren door de richtlijnen van TNT waarover ik eerder blogde. Inhoudelijk en qua vormgeving. En terecht, waarom ook niet? Beter iets goed gepikt, dan slecht bedacht. Toch?

VGN Social Media Guidelines 1 1

May 04

De bekende zin zwerft nog steeds door vele bedrijfspanden: “We moeten wat met social media.” Als je dan doorvraagt waaróm, lijkt het antwoord bijna altijd te zijn: “Omdat iedereen dat roept!”. Maar hoe leg je nou heel kort aan die argwanende collega’s uit dat het nu ook echt tijd is om ermee aan de slag te gaan? Ok, toch een kleine poging dan.

Delen, een basisbehoefte
Met de opkomst van social media is de maatschappij aan het veranderen. Al sinds mensenheugenis zoeken mensen elkaar op en delen ze informatie met elkaar. Dat is nou eenmaal een basisbehoefte van sociale wezens. Waar deze interpersoonlijke offline communicatie zich destijds beperkte tot de eigen familie, de bekenden op de hoek van de straat, de buren bij de balie van de plaatselijke bakker of de collega’s bij het koffieapparaat op het werk, zoeken mensen elkaar tegenwoordig ook op het internet op. Dat kunnen bekenden zijn in sociale netwerken als Hyves en Facebook, maar ook totaal onbekenden. Zo kun je op Twitter mensen vinden en volgen die dezelfde interesses hebben als jij. Het zijn tegenwoordig dus niet alleen jouw familieleden of vrienden die jou kunnen adviseren (of afraden) om een bepaald product te kopen, maar ook onbekende ervaringsdeskundigen die de moeite nemen om een statusupdate te plaatsen met een ervaring en/of mening of een reactie of een aanbeveling (‘review’) op een relevante website te plaatsen. En uit onderzoek blijkt dat deze ‘word-of-mouth’ (mond-op-mond reclame) zelfs de meest betrouwbare vorm van reclame is.

Youp en Zoover
T-Mobile kan er inmiddels over meepraten en heeft ervaren wat het betekent als een bekende Nederlander als Youp van het Hek een negatieve reactie over T-Mobile plaatst op Twitter. T-Mobile negeerde zijn tweets, zijn volgers gingen er vervolgens mee aan de haal en verspreidden de tweets massaal en deze werden vervolgens weer opgepikt door traditionele media. Het resulteerde uiteindelijk in heel veel (negatieve) media-aandacht en een behoorlijke imagoschade. [Meer]

Een ander mooi voorbeeld is de website www.zoover.nl, waar mensen hun positieve en negatieve ervaringen met hun vakantiebestemmingen met elkaar delen. Voordat ik een bepaalde camping boek, check ik daar altijd de reviews en laat ik mijn keuze hier mede van afhangen. Check de aanbevelingen van dit voorbeeld (gemiddelde waardering 9,2 en 183 reviews) en je bent om, mocht je nog twijfelen over deze vakantiebestemming. Inmiddels schieten de vergelijkingssites uit de grond en kun je voor alle denkbare producten meningen van ervaringsdeskundigen lezen.

Door sociale media hebben alle conversaties en meningen van mensen over merken, organisaties en producten niet enkel meer het lokale podium van het verjaardagsfeestje. Ze hebben in potentie het bereik gekregen van traditionele massamedia. Want er vindt steeds meer kruisbestuiving tussen media plaats; wat offline gebeurt, wordt online gedeeld en kan weer worden opgepikt in de traditionele media. Alhoewel volgens Ruigrok Netpanel de explosieve stijging van het gebruik eruit is, kunnen we tegenwoordig niet meer om social media heen. They are here to stay.

Communicatievak op z’n kop
Omdat social media invloed hebben op de manier hoe mensen met elkaar communiceren, hebben ze ook invloed op de manier hoe organisaties (moeten gaan) communiceren met mensen. Organisaties hebben niet meer het alleenrecht om eenzijdig hun boodschappen te zenden via traditionele massamedia, mensen hebben nu ook hun ‘eigen podium': social media. En mensen willen niet alleen maar zenden, ze willen communiceren, interacteren en betrokken worden. Net als vroeger eigenlijk. Dit alles heeft het communicatievak op z’n kop gezet.

Eigenlijk zijn we weer terug bij het begin, de tijd waarin intermenselijke communicatie gewoon normaal was. Een tijd waarin mensen dus niet alleen maar eenzijdige boodschappen door de strot geduwd willen krijgen, maar willen praten met elkaar, maar ook met organisaties. Zowel offline (daarin is dus nog steeds niets veranderd), maar nu ook online. Echter, het grote verschil tussen de offline- en online conversaties, is dat het bereik van de online conversaties vele malen groter is en zelfs kan overwaaien naar de traditionele media. En alle online conversaties zijn in principe voor eeuwig vastgelegd. Als organisatie heb je dus niet meer de regie over de communicatie over jouw organisatie. Hoe ga je daar nou als organisatie en communicatieafdeling mee om als je dat niet gewend bent?

Begin!
Het is nu aan de (communicatie)professionals op de werkvloer om hun collega’s en bazen meenemen in deze (voor hen nieuwe) wereld. Want dergelijke innovaties beginnen niet bij draagvlak bij de top, die beginnen op de werkvloer. Blijf als professional daarom aangehaakt op de laatste ontwikkelingen; lees de relevante blogs, volg relevante cursussen, ga naar congressen waar succesvolle pioniers hun ervaringen delen. Praat met collega’s en directe leidinggevenden waar de kansen zouden kunnen liggen. Wat je ermee zou willen bereiken. Wat de eerste quick wins zouden kunnen zijn. En ga dan met elkaar aan de slag. Met kleine experimenten die kunnen werken voor jouw organisatie. En kijk daarbij niet alleen naar wat anderen doen met social media, dat kan namelijk niet worden gestandaardiseerd. Kijk vooral wat je er zelf mee kunt (Nils Andres, zie vorige blog). Begin eerst met luisteren, weet hoe men over je praat. En ga pas de interactie aan als je daar als organisatie aan toe bent. En deel dan die succesvolle experimenten met de rest en laat al die argwanende collega’s en bazen de toegevoegde waarde voor de organisatie zien.

Deze kleine stapjes zullen uiteindelijk het begin zijn van een groot (veranderings)proces. De rest komt als het goed is dan vanzelf. Want vergeet niet: sociaal zijn is altijd nog wat anders dan sociaal doen.

Jan 23

Ook het Amerikaanse leger heeft nu een Social Media Handbook:

Army Social Media Handbook 2011
View more documents from U.S. Army.

Dec 29

Naar aanleiding van de schorsing van districtschef Gerda Dijksman van de politie in Zuidwest-Drenthe kopt de Telegraaf op 29 december 2010 ineens ‘Loslippige twitteraars aan banden‘. ‘Huh? Wat is er nu weer aan de hand?’ was mijn eerste gedachte.

De Telegraaf legt verder uit: ‘Om twitter-ellende te voorkomen is de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren (NCD) – met drieduizend leden uit de top van het bedrijfsleven en overheid – ogenblikkelijk begonnen met het opstellen van een twitterbeleid. De richtlijnen voor het gebruik van sociale media als Twitter, Hyves en Facebook moeten voorkomen dat werknemers het bedrijf in problemen brengen doordat zij vrijelijk hun mening of vertrouwelijke informatie spuien.’

Moest mezelf even in mijn wang knijpen. Wat heb ik nou weer gemist? Wat/wie is de NCD, die zo vlak voor het nieuwe jaar 2011 naar buiten brengt dat er ook voor de overheid (weer?) een social media beleid moet komen? Een check op hun website geeft het volgende antwoord: ‘De NCD – de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren – is het meest exclusieve leidersnetwerk van Nederland. De leden van de NCD vormen de top van de BV Nederland. Het is het enige netwerk dat zich exclusief inzet voor het optimaal persoonlijk functioneren van leiders – directeuren, commissarissen en DGA-ondernemers. Dat doen wij door een digitaal en persoonlijk platform te faciliteren voor het delen van ervaringen, het uitwisselen van expertise, educatie op het gebied van leiderschap, de individuele ondersteuning van leiders en belangenbehartiging. Met als doel: gezamenlijk op weg naar nieuw leiderschap om de uitdagingen van de 21ste eeuw het hoofd te bieden.’

De kansen van de nieuwe media zijn enorm, evenals de gevaren. Door regels op te stellen voor het gebruik en een bewustwording te creëren moeten we de grenzen vaststellen“, zegt NCD-woordvoerster Iris van Rijswijck ook nog in het artikel in de Telegraaf.

Wel opmerkelijk allemaal. Ten eerste omdat het lijkt alsof er ‘eventjes’ afgelopen week een nieuw probleem is geboren; gebruik van social media door medewerkers. Dacht dat we dat stadium allang achter de rug hadden, het onderwerp bij de meeste organisaties wel op de agenda staat en er intussen bottum-up al een hoop gebeurd vanaf de werkvloer. Daarnaast zijn afgelopen jaar ook nog eens de Uitgangspunten Online Communicatie voor rijksambtenaren van de RVD vastgesteld en verspreid. Hoe verhouden die zich tot deze eventuele nieuwe richtlijnen die eraan staan te komen?

En dan de zin ‘Het is het enige netwerk dat zich exclusief inzet voor het optimaal persoonlijk functioneren van leiders – directeuren, commissarissen en DGA-ondernemers.’ Zoals het bericht nu door de Telegraaf de wereld in wordt geslingerd, lijkt het alsof de nieuwe richtlijnen zich vooral richten op de medewerkers van de organisaties op de werkvloer. Richtlijnen dus, om virtuele uitglijders van medewerkers te voorkomen.

Maar als ik kijk naar de doelstellingen van de NCD, een club die zich vooral richt op het functioneren van de leiders, zou het dan niet logischer zijn dat zij voor deze ‘top van de BV Nederland’ komen met nieuw document genaamd ‘Optimaal gebruik maken van social media voor de toekomstige leider 2.0’?. Een document, dat hen inspireert, faciliteert en instrueert hoe ook zij als leiders de komende jaren social media kunnen inzetten? Hoe ze met social media zowel de interne- als externe communicatie van zichzelf en de organisatie kunnen verbeteren en versterken, hun leiderschap een impuls kunnen geven en hoe ze de uitdagingen van de 21ste eeuw het hoofd kunnen bieden? Daar zou je ze toch veel meer mee helpen?

Dec 03

Het rapport “Worsteling tussen lust en last” (mei, 2010) van Ebbelaar, Van Deventer, Terpstra en Zalm, heeft de subtitel “Over de benutting van social media door de rijksoverheid” en is uitgevoerd op verzoek van het SGO (Secretarissen-Generaal Overleg). Kernvraag die het rapport moest beantwoorden was: ‘Wat is in essentie de betekenis van social media voor de Rijksoverheid en hoe zou de Rijksoverheid daarmee kunnen omgaan?’.

Social media zijn volgens het rapport van invloed op de maatschappelijke verhoudingen en de verhouding tussen overheid en burger. En social media zijn onbeheersbaar. De overheid moet daarom niet proberen in control te willen zijn over het fenomeen. Wel pleit het rapport voor een beheerste benutting. Daarbij is het gezegde ‘Bezint eer gij begint’ belangrijk. De rijksoverheid dient mee te bewegen, maar moet zich hoeden meegesleurd te worden in de snelheid en de verleiding van het web.

De eerste stappen zijn inmiddels gezet, maar de daadwerkelijke implicaties zullen de komende jaren zichtbaar worden. Niet alleen op het praktische niveau van de ambtenaren, maar ook op het niveau van de organisatie en zelfs tot op het niveau van de basiswaarden van de rijksoverheid zullen social media impact hebben. Het rapport moet het bewustzijn hierover agenderen.

Enkele conclusies en aanbevelingen van het rapport:

  • De Rijksoverheid dient vanuit zijn voorbeeldfunctie op een correcte wijze om te gaan met social media. Dit betekent dat bij de inzet van social media in de beleidscyclus er voor gewaakt moet worden dat er geen conflict ontstaat met rechtsstatelijke waarden;
  • De Rijksoverheid dient ruimte te laten aan initiatieven per departement, maar dient wel een rijksbrede strategie te hanteren om optimaal van elkaar te leren. Wellicht kunnen daarvoor social media worden gebruikt. Initiatieven van andere organisaties die betrekking hebben op overheidsbeleid, dienen te worden gestimuleerd. Ook hier geldt dat het verstandig is om de vraag te stellen of de overheid het zelf moet doen;
  • De Rijksoverheid kan wel degelijk sturen met behulp van social media, zowel intern (onderling tussen departementen ter vergroting van doelmatigheid) als extern (voor een betere ‘klantrelatie’ met de burger);
  • Beperk het gebruik van social media niet tot de Directie Communicatie. Social media gaan tegelijkertijd over communicatie en kennis. Daarmee zijn ze prima toepasbaar in het beleidswerk;
  • Laat bureaucratische grondbeginselen niet beperkend zijn voor optimalisatie van het gebruik van social media;
  • Schaf de Oekaze-Kok af (een zeer beperkt directe contact tussen ambtenaren en Kamerleden en burgers);
  • Handreikingen voor online communicatie door ambtenaren dienen te zijn gebaseerd op vertrouwen in de rijksambtenaar. Dit betekent dat randvoorwaarden moeten worden gecreëerd waarin de ambtenaar ook vanuit vertrouwen kan handelen. Denk aan expertmatige ondersteuning en kennisuitwisseling. Een goede basis hiervoor ligt in de huidige initiatieven onder de Vernieuwing Rijksdienst;
  • Webmonitoring en webcare dienen te worden benut omdat zij ten behoeve van beleidsagendering en beleidsevaluatie zeer waardevolle bronnen zijn voor de maatschappelijke issues. Ze horen een standaard onderdeel te zijn bij elk beleidsdepartement. De maatschappij helpt zo mee via social media;
  • Wees als overheid actief door te monitoren. Faciliteer als daar behoefte aan is. Reageer als daar de mogelijkheid voor is. Voorkom dat er energie, tijd en geld wordt gestopt in zaken die maatschappelijk niet leven;
  • De volgende vragen zijn richtinggevend in het gebruik van social media in de beleidscyclus door de overheid:
    • Wat wil de overheid bereiken?
    • Leent het soort beleidsprobleem en de fase in de beleidscyclus zich voor een beheerste benutting? Voorkom het risico dat je kennis zoekt maar heftige discussies vindt.

Natuurlijk, wederom een hoop open deuren. Desondanks zijn de conclusies en aanbevelingen nog steeds relevant. Het rapport is in ieder geval weer een bevestiging dat de Rijksoverheid de kansen die social media bieden, (op een beheerste manier) kan benutten. Nu nog bij iedereen tussen de oren krijgen…

Nov 25

Recent heb ik ten behoeve van mijn studie NextCommunication een aantal interessante rapporten gevonden en doorgeworsteld. Ieder onderzoek had wel een aantal belangrijke conclusies die van toepassing zijn op de overheid en ook nog relevant zijn in de tijd. Zo heb ik al geblogd over de masterthesis De overheid en e-participatie van Janine Bake over e-participatie en het rapport ‘In dienst van de democratie’ van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie en de belangrijkste conclusies op een rijtje gezet en met jullie gedeeld.

Het volgende onderzoeksrapport is ‘Cocreatie in de publieke sector’ (Scribd) van Victor Bekkers en Albert Meijers uit 2010. Het heeft als subtitel ‘Een verkennend onderzoek naar nieuwe digitale verbindingen tussen overheid en burger’. Uiteraard kun je het zelf helemaal doorlezen, maar hier alvast een aantal belangrijke conclusies.

Belangrijke conclusies:

  • Betrek burgers niet alleen bij de besluitvorming, maar juist ook bij de andere fasen van de beleidscyclus. Burgers betrekken in de andere (eerdere) fasen van beleid leidt zelfs tot een hogere betrokkenheid van de burgers. Hier werd meer ‘energie’ gevonden dan in de besluitvormingsfase;
  • Gebruik niet alleen de allernieuwste technologiën, maar blijf ook gewoon ‘proven technologies’ gebruiken. Mobiele telefonie of standaard forums zijn nog steeds zeer geschikt om nieuwe(re) technologiën te ondersteunen.
  • Cocreatie vraagt om een moderator, een ‘procesmanager’ die het proces van cocreatie in goede banen moet leiden. Hij moet erop letten dat partijen worden betrokken bij het proces (dus actief leden werven), de inhoud van het proces bewaken, regels bewaken en zorgen dat er resultaten worden geboekt. Adequaat procesmanagement vraagt een inspanning en aandacht van de organisatie.
  • Een moderator kan alleen functioneren, wanneer cocreatie een heldere plaats heeft in overheidsland. In het onderzoek is geconcludeerd dat nieuwe initiatieven niet eenvoudig door de hele organisatie worden geaccepteerd. Er is een nieuw ethos nodig is voor de publieke dienstverlening, waarin de rol van professionals is om coproductie aan te moedigen en te ondersteunen. Cocreatie moet dus worden gezien als een ‘proces van institutionele innovatie’, waarbij bestaande zekerheden (zoals bij overheden vaak het geval is) ter discussie worden gesteld.
  • Vanwege het ingrijpende karakter van deze veranderingen is weerstand begrijpelijk. Een adequate omgang met deze weerstand is noodzakelijk. De technieken die bekend zijn uit het managen van organisatie- en bestuursverandering, moeten worden toegepast: creëer heldere overlegstructuren, geef ruimte voor weerstand, maak duidelijk wat de te verwachten winst is, communiceer over de vooruitgang, koppel de verandering aan het personeelsbeleid, en geef symbolisch vorm aan de overgang.
  • Overheden zijn gebonden aan regels en routines en deze geven eerder stabiliteit dan flexibiliteit aan overheden. Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat er toch vrij breed wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van cocreatie. Binnen de stabiele overheidscontext lukt het individuen tóch om ruimte te creëren voor experimenten. Ze hangen in hoge mate af van de inzet van individuen en bevinden zich aan de randen van de organisatie. Weerstand, institutionele beperkingen en moeilijkheden in de samenwerking belemmeren het verder doorzetten van deze experimenten. Opschaling van experimenten van cocreatie is wellicht nog een grotere uitdaging dan het starten ervan.

Nov 20

Online communicatie wordt voor mensen steeds belangrijker: het medialandschap verandert snel. Miljoenen Nederlanders zijn inmiddels online en 75% daarvan zit op online sociale netwerken. Het communiceren via deze netwerken is één van de meest populaire bezigheden online, inmiddels zelfs populairder dan e-mailen. Deze online platformen geven mensen niet alleen een stem, maar in potentie ook een enorm publiek. En daarmee ook een steeds grotere invloed op de politieke en maatschappelijke agenda, net als traditionele media zoals tv en radio. Een nieuwe speler om rekening mee te houden, dus.

Over veel dossiers van de overheid wordt online gesproken. Zowel positief als negatief. Het wordt dus steeds belangrijker om goed te luisteren naar die online stem, te laten zien dat je luistert, lering te trekken uit wat je hoort en, waar nodig, de dialoog aan te gaan. Sterker nog: tegenwoordig  verwáchten mensen zelfs dat organisaties online aanwezig zijn. Volgens onderzoek van Cone vindt 93% van de Amerikaanse social media-gebruikers dat bedrijven aanwezig moeten zijn op social media. 85% verwacht ook nog eens interactie.

Verken de mogelijkheden
Daarom moeten iedere ambtenaar de mogelijkheden van het internet verkennen. Met name sociale media en online sociale netwerken zijn kansrijk; het gebruik ervan kan bijdragen aan een meer open en transparante overheid. En aan beter (draagvlak voor) beleid, omdat het is afgestemd op en voldoet aan de behoeften van de klant: de burger. Mede dankzij de ongekende mogelijkheden van het internet kunnen ambtenaren nóg beter zichtbaar maken wat zij doen, inspelen op de actualiteit, mensen voorzien van juiste informatie of, als dat nodig is, verkeerde informatie corrigeren. Waarbij uiteraard niet moet worden vergeten dat zij onderdeel zijn van de overheid en dat ze opereren in een mondige en kritische maatschappij. De informatie is te allen tijde feitelijk juist en objectief.

Ambtenaar 2.0
De nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen vragen om een nieuwe ambtenaar. Deze ‘Ambtenaar 2.0’ is een online verbonden professional, die de spelregels van online sociale netwerken kent en weet hoe hij er optimaal gebruik van kan maken. Daardoor kan hij effectiever en efficiënter werken, met minder middelen en budget en daarmee bijdragen aan de organisatiedoelstellingen. Elke ambtenaar, of’ie nou persvoorlichter is, communicatieadviseur of beleidsmedewerker, moet worden aangemoedigd om –binnen de gestelde organisatiekaders− per direct de mogelijkheden van het internet te verkennen. Na deze verkenning moet hij bepalen welke mogelijkheden relevant zijn, toegevoegde waarde bieden én hoe deze kunnen worden ingepast in de dagelijkse werkzaamheden. Vervolgens moeten de mogelijkheden worden omgezet in acties. Handjes uit de mouwen, dus.

Wie-o-wie?
Nu komt de prangende vraag: ‘Wie is er binnen de organisatie verantwoordelijk voor, om de organisatie in gang te zetten richting een 2.0 organisatie?’ Dat zou bijv. een communicatieafdeling of -directie kunnen zijn. Zij zijn immers centrale spreekbuis van de organisatie en verantwoordelijk voor de in- en externe communicatie van de organisatie. Daarbij hoort ook het communicatief vaardig maken van de organisatie. De tijd dat rechtstreekse contacten met externe stakeholders enkel en alleen zijn voorbehouden aan pers- en publieksvoorlichters, is echter voorbij. Ook andere ambtenaren begeven zich steeds meer online, zowel privé als zakelijk. Dat moet zeker niet worden ontmoedigd, maar het betekent wel dat er duidelijke, liefst zo simpel mogelijke, kaders moeten worden ontwikkeld als men online communiceert namens de organisatie. Maar het betekent ook dat medewerkers moeten worden geholpen en gefaciliteerd. Online communicatie heeft een andere dynamiek en vraag om een andere manier van werken en communiceren. Dit vraagt om andere competenties die niet elke ambtenaar heeft (ontwikkeld).

Intensief verandertraject
Een nieuwe manier van werken vraagt om een intensief verandertraject. Maar hoe krijg je mensen zo ver? Een 2.0 aanpak kan daarbij helpen en zorgen voor draagvlak, begrip en uiteindelijk misschien zelfs enthousiasme. Te denken valt aan het installeren van een interdisciplinair projectteam, bijv. onder regie van Communicatie, met daarin vertegenwoordigers (online experts en voorlopers/early adapters) van alle andere relevante onderdelen binnen de organisatie. Dit team moet –samen met de top van de organisatie– de visie bepalen (Hoe ziet de organisatie 2.0 er over bijv. 5 jaar uit?) en de benodigde (inhoudelijke) voorbereidingen treffen die nodig zijn voor een interne campagne. Denk daarbij o.a. aan een benchmark (Hoe doen anderen het en wat kan van toepassing zijn voor de eigen organisatie?), organisatiespecifieke uitgangspunten voor online communicatie (op basis van uitgangspunten RVD), inventarisatie van voorlopers die als ambassadeur kunnen worden ingezet en een pakkend campagneconcept waaronder  alles kan worden gehangen.

Belang ambassadeurs
Laat in de interne campagne alle ambassadeurs zelf een centrale rol spelen. Want zíj zijn het, die met hun collega’s het gesprek aangaan over de nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en de invloed die deze hebben op de huidige manier van werken binnen de eigen organisatie en afdeling. Deze ambassadeurs moeten uiteindelijk hun collega’s inspireren, motiveren en faciliteren tot het optimaal gebruiken van de mogelijkheden van online communicatie in de eigen dagelijkse werkzaamheden. Dáár ligt uiteindelijk de kracht van een 2.0 aanpak. Een top-down benadering zal dit grote schip met passagiers niet snel in beweging brengen.

Het uiteindelijke plan van aanpak dat het projectteam oplevert, moet de huidige manier van werken en de risicomijdende en gesloten cultuur, gefaseerd ombuigen naar een transparante en open cultuur en mentaliteit, die zijn gericht op samenwerking binnen én buiten de organisatie.

Dus: Wat we extern willen bereiken, moeten we intern eerst mee beginnen…

Ben benieuwd hoe jullie dit zien!

Nov 03

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de interesse groeit bij mensen om meer te worden betrokken bij de vorming van beleid. De behoefte om (mee) te praten en (mee) te beslissen over politieke en maatschappelijke kwesties neemt bij de mensen dus steeds meer toe. Er komen nu vanuit de overheid steeds meer initiatieven om burgers te laten participeren.

Op http://www.eparticipatiedashboard.burgerlink.nl/ staat mooi overzicht van lopende burger- en overheidsinitiatieven.

Overheid als initiator en facilitator
Als het om nieuw beleid van de overheid gaat, is het logisch dat de overheid deze participatie initieert en faciliteert. De bal ligt dan bij de overheid. Natuurlijk is het daarbij van belang, dat er alles aan gedaan wordt om het participatieproces optimaal voor te bereiden, in te richten en te volbrengen. Dat begint bijvoorbeeld al bij de selectie van het onderwerp en het scheppen van duidelijkheid over het doel van de participatie en de te nemen stappen traject. Gaat het bijvoorbeeld om meedenken, of gaat het ook om meebeslissen? Daarnaast is het ook van belang om ervoor te zorgen dat de relevante doelgroepen worden geïnformeerd over het participatietraject. Weten de mensen niet dat er een traject loopt, zullen ze ook niet meedoen.

Burgerrecht of burgerplicht?
Maar wat nou, als straks blijkt dat die wil om te participeren best meevalt? Of eigenlijk tegenvalt? Is het dan nog steeds een recht van de burger om te participeren, of kun je het ook omdraaien: het wordt straks de plicht van de burger om te participeren? Dus participatie als burgerplicht? Heeft de burger immers ook niet een verantwoordelijkheid ten aanzien van het oplossen van maatschappelijke issues, samen met de overheid? En, wat kun je als overheid dan doen als het straks de burger is die z’n verantwoordelijkheid niet neemt? Moet de overheid daar ook alvast over gaan nadenken? Wat vinden jullie?

Oct 01

Social Networking is geen traditionele communicatie/marketing. Het gaat om het opbouwen van langdurige relaties en communities. Veel communicado’s moeten dus afleren wat ze hebben aangeleerd door de jaren heen: het eenzijdig zenden van een boodschap die de organisatie graag kwijt wil. Loïc Le Meur vertelt.

preload preload preload