Aug 29

Volgens de masterthesis van Janine Bake (Universtiteit van Utrecht, mei 2009) moet de overheid meer gebruik maken van electronische participatie (e-participatie).

E-participatie definieert Bake als ‘het betrekken van derden door middel van ICT in de diverse fasen van het beleidsproces, waarbij een actieve houding van alle participerende partijen wordt verwacht’. Door niet optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van e-participatie laat de overheid legio kansen liggen.

Volgens Bake kan e-participatie binnen de overheid bijdragen aan een drietal relevante doelstellingen:

  1. Betere vorming van beleid. Welke inhoudelijke oplossingen ziet de doelgroep voor specifieke beleidsproblemen- en ontwikkelingen? Door interactie met de doelgroep kan inzicht worden verkregen in de meningen over specifieke onderwerpen, in hoeverre ze daarin verschillen en welke expliciete oplossing zij zelf zien.
  2. Meer draagkracht voor beleid. Door de buitenwereld tijdig bij de beleidsontwikkeling te betrekken, valt dit nieuwe beleid niet zomaar uit de hemel. Keuzes kunnen worden beagumenteerd en mensen voelen zich gehoord.
  3. Een beter imago. Door te participeren geeft de overheid het signaal dat ze wil luisteren, dat ze rekening houdt met de mening van de burgers doet en dat ze actie onderneemt. Daarnaast (meer reactief) kunnen ambtenaren online in de discussie valsheden of ongefundeerde uitlatingen aankaarten en beargumenteren of verwijzen naar de juiste informatie.

Bake concludeert dat de overheid momenteel volop kansen laat liggen. Tot op heden lag de nadruk bij de overheid vooral op ‘top-down initiatieven’. Deze zelf door de overheid gestartte initiatieven zijn tot nu toe weinig succesvol geweest. Redenen: geen duidelijk doel, slechte communicatie over het project richting burgers en er weinig tot geen terugkoppeling tijdens en na afloop van het e-participatieproject. Volgens Bake betekent dit niet dat top-down initiatieven geen potentie hebben, maar er moet serieuzer werk van worden gemaakt. Dit betekent dat er voldoende tijd, energie, expertise en financiële middelen in moeten worden gestopt.

Een (misschien zelfs beter) alternatief is om de burgers op te zoeken waar ze zijn. Oftewel: ‘Fish were the fish are’. Er vinden momenteel namelijk levendige discussies plaats binnen verschillende online gemeenschappen. Gemeenschappen van overheidsdoelgroepen die volgens Bake zeer geschikt zijn om op te participeren. Door te participeren, krijgt de overheid beter zicht op wat deze overheidsdoelgroepen vinden van bepaalde onderwerpen. Bake adviseert vooral om te participeren in gemeenschappen die mensen zelf zijn gestart. De kracht van deze ‘bottom-up initiatieven’ is dat de deelnemers bewust de keuze hebben gemaakt om op dat specifieke platform te participeren. Een lid van een online community zal zich eerder associeren met een onafhankelijk platform (en dus ook laten registreren), dan een initiatief gerund door een bedrijf. Dit is dus ook een tip voor de overheid; bottom-up initiatieven zijn voor burgers aantrekkelijker om op te participeren dan top-down initiatieven.

Nu tijd om in te stappen
Volgens Bake is het hoog tijd dat de overheid online gaat meedoen. De interesse groeit bij mensen om meer betrokken te worden bij de vorming van beleid. In het belang van de burger is het voor overheden dus belangrijk dat zij precies weet welke issues er spelen, omdat beter inzicht kan worden verkregen op visies, wensen en eisen van haar doelgroepen op het huidige beleid. Daarnaast kunnen de discussies als klankbord dienen voor nog te ontwikkelen beleid en agendering van beleid. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de politieke discussies online toenemen. De behoefte om te praten over politieke kwesties neemt dus steeds meer toe.

Een belangrijke voorwaarde voor deelnemers om deel te nemen aan het online debat is persoonlijke relevantie. Voor elke deelnemer moet er voldoende waarde in zitten om hun tijd en energie erin te steken. Ook bij online participatie is dus de bekende vraag ‘What’s in it for me?’ van toepassing. Het is dan wel belangrijk dat de deelnemers op de hoogte zijn van alle relevante ontwikkelingen en zij op basis van de juiste informatie de juiste discussie kunnen voeren. Dit vraagt om transparantie; de overheid moet meer en sneller alle relevante informatie beschikbaar stellen. Transparantie stimuleert interactie.

Gevaren voor succesvolle e-participatie
Volgens Bake zijn er een aantal gevaren die een succesvolle e-participatie in de weg kunnen zitten:

  1. De aard van het online debat. Bij een online debat wisselen deelnemers vooral standpunten uit, maar is men over het algemeen minder geïnteresseerd in standpunten van anderen. Er wordt over het algemeen dus veel gepraat en weinig geluisterd. Consensus hoeft echter niet persé een einddoel te zijn, het gaat er ook om wat een discussie teweeg kan brengen. Goede moderatie en duidelijke regels zijn dan wel belangrijk, deze dragen bij aan een betere discussie, stimuleren betere argumentatie en beperken de mogelijkheid het debat negatief te beïnvloeden.
  2. De interne structuur van de overheid. De hiërarchische wijze waarop de overheid is georganiseerd staat haaks op de structuur van een netwerksamenleving; korte lijnen in horizontale structuren.
  3. Duidelijk mandaat. Welke ruimte hebben ambtenaren in functie om online te participeren? Richtlijnen zijn volgens Bake voorwaardelijk om e-participatie geaccepteerd te krijgen en ambtenaren aan de slag te krijgen. Verder geldt voor ministeries dat de minister polititiek verantwoordelijk is voor het gehele departement, maar kan hij onmogelijk toezien op alle uitspraken van individuele ambtenaren. Duidelijke richtlijnen en interne afspraken geven ambtenaren dus mandaat.
  4. De huidige cultuur. Ambtenaren moeten zelf de behoefte krijgen om actief deel te nemen en iets met deze input willen doen. Online communicatie moet een belangrijk onderdeel van het werk van de ambtenaar worden en de aanpak en afhandeling dient correct, duidelijk en transparant plaats te vinden. Bake pleit ervoor een breder team binnen de overheid hiervoor in te zetten en het nieuwe werken te stimuleren. Hiermee kan de overheid de dynamische omgeving van het internet omarmen en inzetten voor werkelijke bijdragen aan beter beleid.

Het staat niet eens zo slecht met de wil van ambtenaren om te participeren. De meeste ambtenaren vinden dat er meer ruimte moet komen voor de individuele, specialistische ambtenaar om te participeren. Echter alleen als het gaat om bestaand beleid. Een bezwaar van de (online) vrijheid van ambtenaren is immers dat online uitspraken van een ambtenaar verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd en een eigen leven gaan leiden, wat grote gevolgen voor de betrokken bewindspersoon kan hebben. Dit pleit nogmaals voor duidelijke richtlijnen. Ten aanzien van (nog) niet aanvaard beleid zijn er al wel richtlijnen. De nadruk ligt hier met name op voorlichting en campagnes richting burgers. Het mandaat en de uitvoering van deze taak ligt veelal bij de centrale Directies Communicatie weggelegd.

Conclusie:
De rol van de ambtenaar moet, net als de overheid zelf, mee veranderen met de maatschappij. Er moet een mentaliteitsverandering plaatsvinden, omdat er in de toekomst compleet anders gewerkt zal worden. Ten eerste zullen ambtenaren de regie meer los moeten laten. Beleid wordt niet meer gemaakt in een blackbox, maar samen met relevante doelgroepen. De taak van de ambtenaar verandert naar een meer faciliterende rol met ondersteuning van de verschillende web 2.0 toepassingen. Daarnaast verandert door de permanente beschikbaarheid van web 2.0 toepassingen de beschikbaarheid van de ambtenaar; van nine to five naar 24/7. De wereld kan er de volgende ochtend ineens heel anders uitzien. Het wordt werkelijkheid dat de ‘gewone’ ambtenaar ook met de burger gaat communiceren. Externe communicatie met publieksgroepen is dus niet meer alleen voorbehouden aan woordvoerders en voorlichters. Dit vraagt van de nieuwe ambtenaar om nieuwe competenties, omdat deze nieuwe communicatiemiddelen een andere vorm van communiceren vereisen. De nieuwe ambtenaar is innoverend, flexibel, transparant, welwillend en staat open voor input die hij actief vergaard bij relevante doelgroepen. Dit vraagt om een goed begeleiding en stimulering vanuit de overheid. Met name de centrale Directies Communicatie zouden hier een belangrijke rol kunnen innemen.

2 Responses to “Overheid: zet meer e-participatie in!”

  1. […] verschillende onderzoeken blijkt dat de interesse groeit bij mensen om meer te worden betrokken bij de vorming van beleid. De […]

  2. […] op de overheid en ook nog relevant zijn in de tijd. Zo heb ik al geblogd over de masterthesis De overheid en e-participatie van Janine Bake over e-participatie en het rapport ‘In dienst van de democratie’ van de […]

Leave a Reply

preload preload preload